Tentoonstelling van Thérèse Schwartze, met Mia Cuypers in een hoofdrol

Museum Paul Tetar van Elven, 7 november t/m 27 februari

Zeer tegen de zin van Pierre Cuypers, verloofde zijn dochter Mia zich, in 1886, met de Chinese koopman Frederick George Taen-Err Toung. Voor de verloving werd er een prachtig portret gemaakt door Mia’s vriendin Thérèse Schwartze.
Een leuk detail is dat Mia is afgebeeld in een kimono terwijl ze met een Chinees trouwde. Dit pastel op papier portret vormt samen met een houtskool op papier portret van Mia een belangrijk middelpunt van de tentoonstelling Thérèse Schwartze “Haar klant was koning” in het museum Paul Tetar van Elven te Delft.

Pierre Cuypers kon zich bijzonder goed in het schilderwerk van Thérèse vinden en liet zichzelf een jaar later (1887) op 60-jarige leeftijd dan ook door haar vastleggen. Ook is er een portret van Catharina Felicia Rosalia Alberdingk Thijm-Cuypers, dochter uit Pierre’s eerste huwelijk die getrouwd was met een Alberdingk Thijm. Tevens is er een portret bekend van Delphine Cuypers-Povel, de vrouw van de niet minder bekende architectenzoon van Pierre, Joseph Cuypers. Uit deze portretten blijkt dat de familie Cuypers zich in Amsterdam op stand bewoog. Net als Pierre Cuypers was Thérèse lid van de literaire kring de ‘Vioolstruik’, een gezelschap dat literatuur en muziek uit de middeleeuwen bevorderde.
Thérèse Schwartze was dus welbekend binnen het gezin van Pierre Cuypers maar ook bij zijn neef Eduard Cuypers.
Zo lezen we in het tijdschrift ‘Het huis, oud & nieuw’ een maandblad uitgegeven door Eduard Cuypers:

“Thérèse Schwartze is als portretschilderes voor onze lezers zeker geen onbekende. Hare schilderijen, meerendeels portretten van personen uit de voornaamste families, zijn van eene bewonderenswaardige uitdrukking en met groote meesterschap geschilderd. Haar fijn beschaafde kunst is in deze karaktervolle portretten tot eene hoogte opgevoerd, die haar, zoowel in het buitenland als hier, de meest onverdeelde bewondering en waardeering deed verwerven. De gesoigneerde behandeling van hare schilderijen is zoo geheel in overeenstemming met de beeldtenissen, dat men mag spreken van een aristocratisch genie. Tot het meest behoorlijke in hare kunst behooren zeker wel hare pastelteekeningen, kinderportretten met eene teereid van uitdrukking en frischheid en levendigheid van kleur, zooals in deze techniek nog zelden te voren is bereikt. Thérèse Schwartze neemt dan ook in de moderne Hollandsche portretkunst eene zeer bijzondere plaats in.”

Haar atelier

Het atelier van Thérèse Schwartze stond te boek als een van de mooiste en grootste ateliers van Amsterdam. Door haar succes ging het haar financieel voor de wind, waardoor zij in staat was haar woonruimte en atelier geleidelijk behoorlijk uit te breiden. In 1904 kocht zij het aangrenzende huis Prinsengracht 1089. Ze nam architect Eduard Cuypers (1859-1927) in de arm voor de verbouwing van het zolderatelier. De keuze van Schwartze voor Ed. Cuypers was niet verrassend. Hij was een zeer succesvolle architect aan het einde van de 19de eeuw met een grote particuliere clientèle. Met de bouw van de atelierwoning voor de kunstschilder George Breitner aan het Oosterpark 82 in Amsterdam (vanaf 1891 gebruikt door kunstschilder Willem Witsen) maakte hij naam als atelierbouwer. Daarnaast was zijn klantenkring nauw verwant aan die van Schwartze: beiden rekenden zowel de oude en nieuwe adel, als de nouveau riche tot hun klantenkring. Ed. Cuypers verbond de zolderverdiepingen van de huizen aan de Prinsengracht door de afbraak van twee bestaande dakspanten en overkapte de beide huizen met een mansardedak, waardoor een groot atelier ontstond. Twee dakvensters aan de achtergevel zorgden voor de lichtinval. De grote en hoge ruimte met eikenhouten lambriseringen en goudgeel geschilderde en geschuurde wanden was chique ingericht met twee monumentale schouwen, oudhollandse meubelen, Chinese vazen en mooie tapijten, wat resulteerde in een schilderachtig atelier met het voor die tijd typische Hollandse renaissance karakter. De boogvormige doorgang in de ruimte leidde naar een bijvertrek. De houten trap naast deze doorgang voerde naar een plat dak ‘dat de schilderes een geschikte gelegenheid bood tot het maken van studies in de open lucht’.

 

Blank en Geel

Veel aandacht op de tentoonstelling is er voor het boek ‘Blank en Geel’ dat in 1892 werd geschreven door Lodewijk van Deyssel. Lodewijk van Deyssel en A.J. zijn pseudoniemen voor Karel Alberdingk Thijm.

Deze Karel was een neef van Mia. De twee hadden zich in hun jeugd wederzijds zeer verbonden en zeker ook genegenheid gevoeld.

Romantisch was ook Thijm’s reactie geweest, toen Mia Cuypers hem in oktober 1884 met haar portretfoto vereerde, een geschenk dat zich op zijn schrijftafel moet hebben bevonden toen hij, zeven jaar later, in ‘Blank en Geel’, Mia’s hoofdje beschreef als gelijkend op dat ‘van een middeneeuwschen page, met het zachte, donkerblonde, doffe, nauwelijks krullende haardons op het voorhoofd en met de dichte krullen in den hals, als dof zijden bossen. Het was mooi, zacht eenvoudig en ongemeen.’

Zijn genegenheid komt in dat kader ook goed tot uiting in het sonnet dat hij voor Mia schreef:

 

Ik ben in eenzaamheid niet meer alleen,

Want waar mijn ogen langs de wanden dwalen

Of tot de diepten van mijn harte dalen,

‘k Zie u onzichtbaar altijd om mij heen.

De ontvoering

Uit Van Deyssels roman ‘Blank en Geel’ komt Mia Cuypers naar voren als een gevoelige, onberekenbare en tegendraadse persoonlijkheid. Ze laat zich snel door haar gevoelens meeslepen en maakt het haar ouders niet gemakkelijk. Al jong gaat ze net als Rosalia (haar zus red.) naar het meisjespensionaat Jeruzalem in Venray. Het gaat daar niet altijd goed, zo blijkt uit haar keurig in Frans, Duits of Engels gestelde brieven. Als vijftienjarige puber voelt ze zich alleen, ze is de laatste van haar klas en bang voor de dood! In 1881 sturen haar ouders haar voor zes maanden naar Londen, op kostschool in Kensington. Ze verveelt zich en voelt zich ontheemd, al krijgt ze er een hartsvriendin. Als jong meisje is ze vatbaar voor nieuwe indrukken en nog steeds ontevreden met zichzelf. Na haar terugkeer volgt in de zomer van 1883 op de ‘wereldtentoonstelling’ achter het Rijksmuseum de ontmoeting met haar grote liefde. Frederic George Taen Err Toung (1859 – 1945), geboren in Engeland als zoon van een Chinees en Engelse, vertegenwoordigt het Chinese ministerie van koophandel op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling. Hij heeft een eigen zaak in Berlijn. Van Deyssel schrijft: ‘Zij wist alleen dat zij gevonden had wat zij altijd had gezocht, dat het grootste geluk voor haar was zo te spreken tot die gestalte in het groen en purper en goud, wiens gelaat zij door het zilveren licht, waarin haar liefde het hulde, niet met koude duidelijkheid zag; zij wist dat zij geheel willoos was, maar … dat zij nu eindelijk gevonden had wat zij zocht’.
Dan komen de bezwaren. Een Chinees, niet katholiek, van onbekende herkomst, niet ons soort mensen. Cuypers als zorgzame vader heeft er geen vertrouwen in en laat dat duidelijk merken. Het is een nog gewaagdere alliantie dan de zijne tientallen jaren geleden! ‘Vader maakt Mia altijd zwarter dan ze is’, schrijft Joseph in april 1885. Ze doet het beter als ze met goedheid wordt bejegend. Mia wil uit het raam springen van ellende en een mis laten doen voor Taens bekering. Victor de Stuers bemiddelt en dat maakt de stemming bij Pierre en Nenny (zijn vrouw red.) wat kalmer. Ze vragen inlichtingen in Berlijn over de achtergrond van de familie Taen. Frederic wil katholiek worden en zijn huwelijk kost wat kost doordrukken. Na het houden van een noveen voelt Cuypers zich gedwongen toe te geven, al zegt zijn gevoel hem iets anders. Hij schrijft aan De Stuers: ‘dat ik heb gemeend aan mijne dochter niet te moeten weigeren (uit gebrek aan vaderlijke tederheid) dat zij dispensatie kan aanvragen . Hij bidt in stilte dat de bisschop zal weigeren, maar in maart 1886 is de toestemming er: ‘Geve God dat alles goed mag gaan, maar ik moet u bekennen dat ik niet gerust ben en nog menig slapelooze nacht zal door te brengen hebben’. ‘Het is voor mij hartverscheurend dat kind in de handen van die menschen te moeten overgeven, oh, oh’. Op 27 april vindt het huwelijk plaats, Amsterdam zal er wel dagen over gepraat hebben, een meisje uit de gegoede burgerij met een oosterling van dubieuze herkomst.
Ogenschijnlijk gaat alles goed. Het jonge paar vestigt zich in Berlijn waar Taen sinds 1884 een handel in thee en oosterse producten heeft. Cuypers staat met een bedrag van 40.000 mark garant, waarschijnlijk voor de zaak van Taen, het huis komt op naam van Mia. Ze krijgen vier kinderen tussen 1887 en 1894, twee jongens en twee meisjes. Dan ontvangt De Stuers als huisvriend van de familie op 17 februari 1897 een strikt vertrouwelijke brief van Mia. Het liegt er niet om, haar huwelijk is ‘eene eindelooze grauwe desillusie’, ze heeft Frederic betrapt ‘en profond négligé’, ongekleed, in de slaapkamer van een jong logeetje. Hij bedriegt haar vaker, ze vertrouwt hem niet meer. Ze heeft de scheiding ín gang gezet en vraagt hem om raad, met het dringende verzoek nog niets aan haar ouders te vertellen. Het is een grote stap, zeker voor een katholieke vrouw op een moment dat er nog amper sprake is van vrouwenemancipatie. Ze voelt zich geestelijk mishandeld, ze is voor Taen niet meer dan een lustobject en een huissloof. De Stuers adviseert haar heel zorgvuldig. Cuypers weet nog van niets. Als Nenny hem op 5 maart op de hoogte stelt is Cuypers zwaar geschokt. ‘De vrees die ik vóór het huwelijk gekoesterd heb, wordt thans op ontzettende wijze gerechtvaardigd’. Bovendien probeert Taen de schuld op Mia te schuiven en de kinderen bij zich te houden. Moet hij zijn dochter ín Berlijn laten? Nee, adviseert De Stuers, hij moet haar zo snel mogelijk terughalen. 9 maart is Cuypers in Berlijn en doet Taen een schikkingsvoorstel voor de scheiding. Hij trekt zijn garantie voor de zaak niet in als Taen toestemt in een scheiding en Mia de kinderen en het huis laat. Taen wil persoonlijk met Cuypers onderhandelen en niet via advocaten. Cuypers weigert en Taen blijft Mia avond aan avond lastig vallen met smeekbeden en voorstellen. Het zijn enerverende scènes in de villa aan de Heinersdorferstrasse in Lichterfelde. Ze vlucht in het dienstbodenkamertje en probeert de kinderen mee naar Nederland te nemen, tevergeefs. Als ze even weg is voor een boodschap, zijn Taen en de kinderen verdwenen. Met hulp van twee detectives, de achteraf onbetrouwbare vader en zoon Rauter, weet Mia ze terug te vinden bij Taens broer in Dresden. Ze ontvoert ze op haar beurt, de jongens verkleed als meisjes. De vlucht is enerverend, vermoedelijk per trein en rijtuig via Aken, Roermond en Maaseik naar Taormina op Sicilië. Vervolgens in 1898 via Nîmes weer naar haar vaders huis in Valkenburg. De ontvoering haalt de Duitse kranten. De woedende Taen looft een beloning uit van 5000 mark. Het verblijf met de kinderen in Valkenburg is geen duurzame oplossing. Er komt een spionerende Duitser aan de deur en Nenny kan niet tegen de spanningen. Tussendoor wordt Cuypers bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag uitvoerig gehuldigd in Amsterdam en Roermond. Het zijn tijden van teleurstelling en vreugde. Dora Alberdingk Thijm troost haar geliefde zus Nenny: ‘Kindlief, je arm hoofdje heeft te veel doordacht, met al die kruisen die je hart deden breken-dus rust is hoog nodig’, Mia is moedig, dan weer onverschillig. Gij weet wel een of ander klooster om ze te verbergen schrijft De Stuers aan Cuypers, die de kinderen onder valse namen in pensionaten plaatst in Valkenburg en Weert. Als de scheiding in november 1897 wordt uitgesproken is er nog geen regeling voor de kinderen. Joseph concludeert dat het niet mogelijk is ‘om Mia met vier kinderen in Europa op den duur schuil te houden voor zijn nijdige vervolgingsgeest’. Taen bindt echter in en in januari 1899 komt er, gesteund door adviezen van De Stuers, een definitieve regeling waarbij Mia de zeggenschap over de kinderen houdt. In 1903 verhuist ze naar Aken en in 1909 naar Castel Gandolfo bij Rome.

 


Museum Paul Tetar van Elven,’’

Koornmarkt 67, 2611 EC Delft, wo. t/m zo


 

Bronnen: 
1) Het huis, oud & nieuw; Maandelijksch prentenboek gewijd aan huis-inrichting, bouw en sierkunst jrg 3, 1905 [volgno 2]. https://www.delpher.nl/nl/tijdschriften/view?coll=dts&identifier=dts:2478002:mpeg21:0275&objectsearch=273
2) A.J.C. van Leeuwen , Pierre Cuypers architect 1827-1921 blz. 60, Waanders Zwolle
3) https://www.historischeinterieursamsterdam.nl/blog/kunstenares-aan-de-gracht-het-atelier-van-therese-schwartze/
4) https://www.cuypershuisroermond.nl/nl/collectie/br-0017-portret-van-pierre-joseph-hubert-cuypers
5) https://www.dbnl.org/tekst/_taa008196101_01/_taa008196101_01_0045.php
6) https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/ad/Therese_Schwartze_-_Portrait_of_Pierre_J.H._Cuypers_at_age_60.jpg
7) https://www.cuypershuisroermond.nl/nl/collectie/2342-portret-van-catharina-felicia-rosalia-alberdingk-thijm-cuypers
8) https://www.cuypershuisroermond.nl/nl/collectie/br-0615-boek-blank-en-geel-over-de-liefdesgeschiedenis-van-mia-cuypers-en-frederic-george-taen-err-toung
9) https://rkd.nl/explore/images/149010
10) https://www.vanhellenberghubar.org/index.php/archief/webitems/varia-deel-1/
11) drs. P.M. (Pierre) Cuypers, secretaris Cuyperiana
12) Museum tijdschrift nr. 7 okt-nov 2021
13) https://nl.wikipedia.org/wiki/Grafmonument_van_Th%C3%A9r%C3%A8se_Schwartze